De koelbloedige zegelkraak
25 januari 1944
Mevrouw, het spijt ons voor u, dat we uw huis hebben uitgekozen, maar er zal hier een overval moeten plaatsvinden.” Met die woorden dienen zich twee heren aan bij de weduwe Verbunt in de Nieuwlandstraat in Tilburg, nadat zij de dienstbode gepasseerd zijn als belastingambtenaren. De kalender staat op dinsdag 25 januari 1944. Een van de belangrijkste operaties van het Nederlandse verzet in de tweede wereldoorlog is begonnen. Medio januari 1944 vond er tussen Den Bosch en Tilburg een uitzonderlijk transport plaats. Onder politiebegeleiding vervoerde de heer B. Vuijsters, chef van de afdeling Bevolking van de gemeente Tilburg, 105.000 zogeheten Rauterzegeltjes. Dat waren nauwelijks na te maken controlezegels die onmisbaar waren in een persoonsbewijs. En dus van levensbelang voor verzetsmensen en andere lieden die er hun vals persoonsbewijs mee konden legaliseren.
Het landelijke verzet was al een tijd bezig om Rauterzegeltjes te bemachtigen, maar vooralsnog hadden de pogingen weinig opgeleverd. De Tilburgse ambtenaar Jan Poort, chef van een onderafdeling van de afdeling Bevolking, stond via familierelaties contact met de verzetsman Jan van Zanten uit Kesteren, leider van de Knokploeg (KP) Soest: “Poort bracht Van Zanten begin januari 1944 al op de hoogte van het óp handen zijnde zegeltransport. Het plan was nu om bij afwezigheid van chef Vuijsters de sleutels na te maken van de kluis en brandkast waarin de Rauterzegels opgeborgen zouden worden. Ook de loketambtenaar Wim Berkelmans werd erbij betrokken. Maar het lukte Poort en Berkelmans niet om dit karwei te klaren voordat hun chef weer terugkwam met de grote schat. Er werd een listiger plan opgesteld. Ook Berkelmans was hierin een rol toebedeeld, maar de 32‐jarige lokettist moest voortijdig onderduiken. Dat laatste had alles te maken met zekere Piet Gerrits, bijgenaamd de ‘Jodenjager’ of ‘Menschenjager’. Nog altijd is de naam van deze Tilburgse politieman, NSB’er en handlanger van de Sicherheitsdienst (SD) berucht. Beruchter in elk geval dan die van de toenmalige Tilburgse commissaris politie H. Boersma, een voormalige SS’er. Terecht of niet, vaststaat dat Boersma de oorlog niet de kogel kreeg en Gerrits wel.
De gehate politieman dreigde nu roet in het eten te strooien. Hij had namelijk kort daarvoor twee joodse onderduikers opgepakt die in het bezit bleken te zijn van valse persoonsbewijzen, afkomstig van Wim Berkelmans. De kans was dus groot dat Gerrits al snel bij Berkelmans voor de deur zou staan. Tenzij de ‘Jodenjager’ natuurlijk zelf uitgeschakeld zou worden. Er werd een poging ondernomen, maar die mislukte. Waarom mislukte de aanslag? Op die simpele vraag heeft nooit iemand een helder antwoord gegeven. Ook Gerrit Kobes, die op het Tilburgse gemeentearchief de tweede wereldoorlog in zijn portefeuille heeft, weet het niet. „Er zijn te weinig officiële stukken om de zaak te kunnen verklaren”, stelt hij.
In 1975 deed wijlen Nieuwsblad‐redacteur Pierre Claessens ‐ zelf oud‐politieman ‐ een poging tot reconstructie. Hoewel hij zich mede kon baseren op getuigenissen uit de eerste hand, bevat zijn verhaal tal van onduidelijkheden en hiaten. In het kort samengevat komt zijn lezing op het volgende neer.
Een groepje Tilburgers, onder wie Berkelmans, beraamde de aanslag maar besloot het werk op te laten knappen door twee Amsterdammers, Barend Busnac en Albert Meinster.
Aanvankelijk zou het gebeuren op 21 januari. Vervolgens werd maandagavond 24 januari geprikt. En ditmaal zou er toch ook een Tilburger aan de aanslag meedoen: politieagent Antoon van Beek. Maar toen werd Gerrits gewaarschuwd die maandagavond thuis te blijven. Dat gebeurde nadat een ‘invloedrijke Tilburger, waar ook Mussert graag verkeerde’ een anoniem telefoontje was binnengekomen. De tip zou afkomstig zijn geweest van een lid van de verzetsgroep zelf, door Claessens opgevoerd als ‘X’. Verraad dus. Hoe dan ook, Gerrits ging die avond toch van zijn woning aan de Le Sage ten Broekstraat naar het hoofdbureau van politie dat destijds aan de Bisschop Zwijsenstraat was gevestigd. Hij nam echter ‐ alweer getipt? — een andere dan gebruikelijke weg. Met het gevolg dat politieman Van Beek tevergeefs zijn gehate collega stond op te wachten op de hoek van de Nieuwlandstraat en de Korte Schijfstraat. Sterker nog: Gerrits slaagde er zelfs in een van de Amsterdammers op te pakken, die even verderop in de Nieuwlandstraat stonden.
Net zoals anderen die in het complot zaten, dook Van Beek onder. Hij overleefde de oorlog terwijl de anderen die in het complot zaten, onder wie Wim Berkelmans, al vrij snel aangehouden werden en geëxecuteerd in de Drunense Duinen. Ondanks veel publiciteit trekkende zoektochten in het recente verleden zijn hun lichamen nooit teruggevonden.
Filmscenario
Op dinsdag 25 januari 1944 was het moment aangebroken voor de grote zegel‐ roof van Knokploegleider Jan van Zanten c.s. De Tilburgse ambtenaar Poort had na het onderduiken van Berkelmans een andere geschikte kandidaat gevonden in de persoon van Huub Simons, eveneens werkzaam op de afdeling Bevolking die toen gevestigd was in een pand aan de Oude Markt.
Zo jammerlijk als de aanslag op Gerrits mislukte, zo schitterend lukte de operatie‐ Rauterzegel. Het verhaal lijkt het scenario voor een spannende film. Totdat je beseft dat hoofdrolspeler Van Zanten nog datzelfde jaar gefusilleerd werd wegens een andere overval in Utrecht.
Die bewuste dinsdagmorgen arriveert hij met zijn knokploeg per trein in Tilburg. Ze verkennen de omgeving en wachten af. Een auto staat al klaar. Tegen het middaguur lopen Van Zanten en een andere KP ‘er de Nieuwlandstraat in en bellen aan bij nummer 48, het statige herenhuis van de weduwe Verbunt. De dienstbode doet open en krijgt te horen dat de heren van de belasting zijn. Eenmaal binnen brengt een van de mannen weduwe op de hoogte van de werkelijke bedoelingen. „Mevrouw”, zegt hij, „het spijt ons voor u, dat we uw huis hebben gekozen, maar er zal hier een overval moeten plaatsvinden. Wanneer u zich rustig houdt, zal u niets overkomen, maar als zich verzet of om hulp roept, zullen wij u moeten binden en desnoods zal er geschoten worden.” Mevrouw is meteen bereid en kalmeert haar dienstbode met de woorden “Het is voor een goede zaak.”
Pastoor
Inmiddels heeft op het bureau Bevolking loketbeambte Simons ook niet stil gezeten. Hij is vlak voor de middagpauze bij chef Vuijsters binnengelopen met een briefje: of de heer Vuijsters naar de weduwe Verbunt kan komen, want daar zit een pastoor die zijn hulp nodig heeft voor een of andere spoedeisende kwestie. Vuijsters gaat er snel heen.
Maar nauwelijks is hij bij Verbunt binnengelaten of hij wordt door de KP’ers gesommeerd de sleutels af te geven van de kluis en brandkast waarin de begeerde Rauterzegels liggen. Er volgt een kleine anticlimax als Vuijsters doodleuk mededeelt dat hij de sleutels van de kluis niet bij zich heeft. Over wat daarna gebeurde bestaan verschillende lezingen. jaren geleden reconstrueerde journalist Rob Ruggenberg de hele operatie aan de hand van diverse getuigenissen van toen nog levende personen. Het hiernavolgend verhaal is voor een belangrijk deel op zijn lezing gebaseerd.
Vuijsters zat dus vast, maar de sleutels waren zoek. En de klok tikte door. Van Zanten spoedde zich naar de afdeling Bevolking. Simons was woedend. Natuurlijk had de chef de sleutels! „Mijn kop eraf dat hij ze wel bij zich heeft!”, zei hij. „Zoek maar naar een geel blikje Karei I‐sigaren.” Met die informatie keerde Van Zanten terug naar de Nieuwlandstraat. En inderaad bij het fouilleren van Vuijsters werden de sleutels alsnog gevonden. Het afde‐ lingshoofd werd op een stoel vastgebonden en kreeg al snel gezelschap van zijn collega F. Broers, chef van de Burgerlijke Stand. Ook Broers was namelijk door Simons met een smoesje naar de Nieuwlandstraat 48 gestuurd omdat hij duidelijk in de weg liep op de afdeling Bevolking. Niet lang daarna kwam een van de KP’ers eindelijk de sleutels brengen. Simons opende de kluis, deed de 105.000 Rauterzegeltjes (plus bovendien 700 blanco persoonsbewijzen) in een zak.
Hij sloot de kluis af, zette de zak bij de voordeur en plaatste, zoals afgesproken was, een wit strookje karton achter een raam. Dat was voor de KP het teken dat de buit klaar stond.
En het werkte perfect. Er reed een auto voor. De zak werd ingeladen en ook Simons stapte in. En al snel bevond het gezelschap zich op weg naar Vught. Daar werd het materiaal overgeladen terwijl Simons verder reisde naar een onderduikadres.
Niet lang daarna vonden de Rauterzegeltjes hun weg naar tienduizenden onderduikers en mensen van het verzet.
Groot alarm
Inmiddels waren Vuijsters en Broers erin geslaagd om de touwen door te snijden waarmee ze vastgebonden zaten. Na de weduwe Verbunt en haar beide dienstmeisjes bevrijd te hebben uit de badkamer, begaven ze zich ijlings naar het politiebureau waar groot alarm geslagen werd. Samen met enige agenten ging men poolshoogte nemen op het kantoor van Bevolking op de Oude Markt. Men concludeerde dat de kluis onaangeroerd was gebleven. Dat Simons op dat moment niet op zijn plek zat, werd niet opgemerkt. Maar omdat men dacht dat de overvallers wellicht per trein de stad zouden proberen te verlaten, reed de politie met de heer Broers naar het station. En wie zag Broers daar? Jan van Zanten, merkwaardig genoeg met een pot azalea’s in zijn armen. Maar het afdelingshoofd speelde prachtig mee. En even later vertrok de trein met Van Zanten, rustig zittend tussen WA‐lieden. Niemand zag dat in de pot op zijn knieën een revolver lag.
Onverrichterzake keerde het gezelschap terug naar de Oude Markt. Wat moest er nu gebeuren? Er waren reservesleutels om de kluis te openen en de inhoud te controleren. Waar was Simons eigenlijk? Zouden de daders ’s avonds nog terugkomen als iedereen weg was? Voor alle zekerheid werd er extra bewaking ingesteld.
Dorpsklucht
De volgende ochtend werd de kluisdeur open gebrand. Een fraai tafereel moet dat zijn geweest, een dorpsklucht waardig: behalve enige SD’ers waren ook burgemeester J. van de Mortel en commissaris van politie Boersma van de partij en niemand minder dan Jan Poort. De plannenmaker had de vorige dag zelf voor een uitstekend alibi gezorgd door op het moment van de grote kraak op bezoek te gaan bij een Duitse instantie in Den Bosch. En nu stond hij dus naar de slotscène van het door hem regisseerde stuk te kijken. In de herinneringen die hij na de oorlog op papier zette, schreef hij: „Bij allen kon men de zenuwachtige spanning van hun gezichten lezen; alleen aan de burgemeester was niet te zien of hij het erg of prettig vond”. Eindelijk ging de kluis open, vertelt Poort en vervolgt: „De commissaris schoot naar voren, keek in de kluis en zei: ‘Leeg. Die ambtenaar heeft zijn doodvonnis getekend.'” Nee dus. Simons overleefde de‐oorlog. Wel werden zijn vader en twee broers alsook zijn verloofde opgepakt. Simons is nu dood, zijn weduwe leeft nog.
„Maar ik heb er geen behoefte aan over mijn ervaringen te praten”, zegt ze. „Mijn man vond het ook altijd vervelend als men er weer over begon. Het is al zo lang geleden.”
Jan Poort
Tilburg, 9 augustus 1914 – Tilburg, 1 maart 1987
Johannes Theodorus Petrus Maria Poort (Tilburg, 9 augustus 1914 – Tilburg, 1 maart 1987) was gemeenteambtenaar en een verzetsdeelnemer tijdens de Tweede Wereldoorlog. Als chef van het bureau Evacuatie van de afdeling Bevolking van de gemeente Tilburg hielp hij samen met collegae het verzet. Hij was één van de bedenkers van de Tilburgse zegeltjeskraak, waarbij meer dan 100.000 bonnen buit werden gemaakt.
Bron: Stichting WO2Net | Oorlogsbronnen.nl
