De bevrijding gezien vanuit het (oude) stadhuis.

Met plezier voldoe ik aan het verzoek van oud-collega Th. Dekker om mijn persoonlijke belevenissen van “op en rond 27 oktober 1944” gezien vanuit het (oude) stadhuis, op papier te zetten. Uiteraard kan ik me de ervaringen van die dagen nog best herinneren, al kan geen enkel detail, als bijvoorbeeld het precieze tijdstip van een handeling, na veertig jaren, wel eens wat vaag zijn geworden. Aan hen, die dit lezen vraag ik wel om te trachten zich de situatie van toen in te denken, Na 4½ jaar onderdrukking en clandestien luisteren naar het heel ver weg lijkende “Radio Oranje” van overzee, was daar plotseling de bevrijding, inclusief de Oranjes, waarmee we ons in die donkere jaren zo verbonden hadden gevoeld.

Paralellen tussen 12 mei 1940 en 27 oktober 1944

Er zijn, hoe gek het moge klinken. Enkele overeenkomsten tussen de dag van de Duitse bezetting op 11 mei 1940 en de geallieerde bevrijding op 27 oktober 1944 aan te geven.
In beide gevallen waren ongehuwde jongere secretarieambtenaren aangewezen op op het stadhuis nachtdienst te doen. Onder de gegeven omstandigheden moest het stadhuis namelijk dag en nacht geopend zijn. Persoonlijk had ik er geen moeite mee, zodat ik in beide gevallen gedurende ongeveer een week niet alleen des nachts maar ook een deel van de dag aanwezig was.
De allereerste ontmoeting net Duitse soldaten op de dag van de bezetting had plaats in de hal en de bodekamer van het stadhuis. Hetzelfde was het geval met geallieerde soldaten op de dag van de bevrijding. In beide gevallen waren het gewone soldaten. Eveneens in beide gevallen was de toenmalige burgemeester, Mr. J. v.d. Mortel, vrijwel voortdurend aanwezig.
De Duitse soldaten spreiden na hun entree hun stafkaarten uit op de lange tafel in de bodekamer en vergelden ons vol trots hoe snel en langs welke wegen ze Tilburg hadden bereikt eraan toevoegend “en nu gaan we zo verder naar Engeland”. Hierop zei de burgemeester in het Tilburgs “Jè jè, zo binnendeur over de’n hofpad”.
Op precies dezelfde wijze kwam vier en een half jaar later een groepje Engelse soldaten het stadhuis binnen. Ook zij ontvouweden hun stafkaarten op de lange tafel in de bodekamer en toonden ons langs welke wegen ze Tilburg hadden bereikt, doch hoe ze nu verder zouden gaan wisten ze niet. Wel vertelde een der soldaten wijzend op een nogal klein soldaatje “Hij heeft vanmorgen met zijn mitrailleur nog drie Duitse soldaten, die met een witte vlag op ons toekwamen, neergemaaid. Al was het toen nog volop oorlog, ik weet nu nog hoezeer deze mededeling ons toen schokte. We zeiden dat een witte vlag toch een teken van overgave was en dat je dan niet meer mocht schieten. Ja, dat kan wel zijn was het antwoord, maar wij hebben eerder meegemaakt, dat Duitse soldaten met een witte vlag naar een onzer geschutopstellingen liepen en dat ze toen ze vlakbij waren plotseling hun handgranaten in onze stelling gooiden. Sindsdien heeft een witte vlag voor ons geen betekenis meer.

De interne voorbereiding van de komende bevrijding.

Vóór de Bevrijdingsdag werd het militair verzet in Tilburg georganiseerd en gecoördineerd door de reserveofficier de heer Van Mierlo, directeur van het gemeentelijk gasbedrijf, terwijl de veiligheidsaspecten bij en direct na de bevrijding tot de verantwoordelijkheid van kapitein Hoogenraad behoorden. Laatstgenoemde, een beroepsofficier, had zich een aantal weken vóór de bevrijding in Tilburg gemeld met de opdracht om daar de O.D. (Ordedienst) te organiseren. Doel daarvan was vooral te zorgen, dat het gezagsvacuüm, dat bij de bevrijding zou ontstaan, niet misbruikt zou kunnen worden.
In korte tijd zorgde een door hem in het geheim geformeerde staf ervoor, dat er een O.D. formatie werd gevormd, die tenslotte uitgroeide naar – voor zover ik mij meen te herinneren – plus minus 150 man. Allen kregen opdracht om zich op de Bevrijdingsdag te melden bij de Muloschool in de Hoogvensestraat. Commandant was de reservekapitein Zeestraten, werkzaam bij de fa. Van Boxtel. In de hiervoor bedoelde staf waren ook enige ambtenaren opgenomen te weten J. Bouwmeester, Th. Mercx, P. Hornman, ir. Moorman en ondergetekende. Zo was het mijn taak om de verbindingen tussen autoriteiten en Hogenraad te verzorgen. De contacten Hogenraad – gemeentebestuur liepen voornamelijk via de loco-burgemeester, de wethouder L. Janssens, die in de dagen voorafgaande aan de bevrijding was ondergedoken bij een van zijn oud-werknemers in de toenmalige Beethovenstraat (de huidige Hart van Brabantlaan). Deze wethouder had op zijn beurt al contact met de ergens in Tilburg ondergedoken burgemeester.
Op deze wijze moest worden voorkomen, dat bij de bevrijding een chaos zou ontstaan, bijvoorbeeld door wraakacties tegen N.S.B. -ers en andere landverraders (bijltjesdag). Zij mochten wel aangehouden maar moesten worden afgeleverd in de Philharmonie aan de Oude Dijk. En toen was het wachten op de bevrijding.

De ervaringen op 27 oktober 1944.

De op 26 oktober ingezette gevechten en beschietingen bereikten in de morgen van 27 oktober hun hoogtepunt. Het leeuwenaandeel van de beschietingen trof de wijk Broekhoven maar ook de Bisschop Zwijsenstraat en het centrum kregen granaattreffers. De blinde muur van het winkelpand van de toenmalige firma Van Boxtel vertoont nog de littekens. Deze beschieting heb ik nogal persoonlijk beleefd. Zij begon plotseling toen ik onderweg was van het Evacuatiebureau, Bisschop Zwijsenstraat 47, naar het stadhuis. Toen ik ter hoogte van de Stadstraat was barstte het geweld los. Er sloegen daar granaten in op de daken van de huizen met als gevolg een regen dakpannen en stukken daarvan in de Bisschop Zwijsenstraat. Ik besefte, dat als er een granaat in de straat zelf viel, ik het vermoedelijk niet zou navertellen. Daarom belde ik nogal zenuwachtig aan bij een woning achter de kapel van de Zusters van de Visitatie. Er werd niet opengedaan. Plotseling herinnerde ik mij, dat er geen electrische stroom was en dat de bel dus niet werkte. Na op de deur te hebben gebonsd werd ik binnengelaten, en heb daar het einde van de beschieting afgewacht.
Op het stadhuis aangekomen was het eerste wat mij opviel de volkomen stilte. Als ik mij niet vergis was op dat moment alleen Jo Roijens in het stadhuis aanwezig. Op straat was het zo mogelijk nog stiller en er was geen sterveling te zien. Het eerste dat we die dag vanachter her raam van de bodekamer te zien kregen, waren tien à twaalf Duitse militairen, bewapend met geweren en een mitrailleur, die als eenden achter elkaar in het tempo van snelwandelaars uit de Bisschop Zwijsenstraat kwamen, de Markt overstaken en richting Nieuwfrieslandstraat verdwenen. Hierna werd het zo mogelijk nog stiller, zodat Jo Roijens en ik duidelijk in de verte het lawaai van oprukkende tanks hoorden. Toen kregen wij beiden het idee om op het dak van het stadhuis te klimmen om beter te kunnen horen en misschien wel iets te kunnen zien. Via de zolder en een luik bereikte Jo en ik het platte dak. We hoorden inderdaad beter, dat het lawaai uit het zuiden kwam maar we zagen niets. Plotseling hoorden we twee geweerschoten en floten er twee kogels, kort na elkaar langs ons heen. We wisten niet hoe snel we weer in het luik moesten duiken. Ik weet zeker, dat Jo zich dit verhaal ook vandaag nog voor de geest staat. We hebben het nooit zeker geweten maar het kan bijna niet anders of de schoten werden gelost vanuit de Heikese kerktoren.
De eerste geallieerde militair, die we zagen was een motorrijder, die met een flinke vaart via de Markt in de richting Nieuwfrieslandstraat verdween. Later vertelde men, dat deze motorrijder tot de Prinses Irenebrigade behoorde en op weg was geweest naar zijn familie, die in de Philips Vingboonsstraat of omgeving daarvan woonde. Kort daarop arriveerden onze bevrijders met tanks en gevechtswagens bij het stadhuis. Ik heb hen erop gewezen, dat er mogelijk nog een sluipschutter in de kerktoren zat. Dit werd direct onderzocht maar niemand gevonden.
Intussen was ook de burgemeester op het stadhuis aangekomen. Vrij snel drong het toen tot de bevolking door, dat we bevrijd waren. Zo leeg als de straten eerst waren zo vol werd het toen. Ook fotograaf Schmidlin betrad het stadhuis en aan hem danken we heel wat foto’s die toen en de dag erop gemaakt zijn. Bekende foto’s zijn die van toegestroomde inwoners vóór het bordes van het stadhuis – waarop de teruggekeerde burgemeester stond – waarop onder andere jongelui met afgebroken Duitse richtingborden en van tanks, volgepakt met zwaaiende Tilburgse mannen en vrouwen. Inmiddels waren ook geallieerde officieren gearriveerd, waarop men naar het paleis-raadhuis verhuisde. Zo kon het gebeuren, dat ik alleen op het raadhuis achterbleef.

Op 29 oktober 1944 had op de Markt een militaire taptoe plaats van de Schotse pijpers. Van deze gebeurtenis zijn vele aardige en duidelijke foto’s bewaard gebleven. Het paradeterrein werd bij die gelegenheid afgezet door de eigen Tilburgse O.D., die vrij spoedig daarna werd omgedoopt in Binnenlandse Strijdkrachten. Uit veiligheidsoverwegingen werd de officiële viering van de bevrijding uitgesteld tot 4 november. Op die dag had het grootste volksfeest plaats, dat ooit in Tilburg is gevierd. Het feestgedruis was niet van de lucht. Op de markt werd het die middag plotseling versterkt door applaus en hoerageroep. De voordeur van het stadhuis vloog open en Prins Bernhard en zijn adjudant kwamen binnen. De laatste sloot snel de deur achter zich en de Prins zei: “Hè, Hè, hier wordt je finaal platgedrukt en aan mootjes getrokken”. Toen ik vertelde, dat iedereen in het paleis-raadhuis was, vroeg de Prins “Moet ik dan weer over de straat? Kan ik niet ergens achterom?”. Ik ben toen met hen via het trapje naar de fietsenkelder gegaan. De Prins hield zijn generaals pet met rode band op zijn rug en wist zowaar bij het politiebureau de Bisschop Zwijsenstraat over te steken. Bij de ingang van de paleistuin kreeg het publiek hem in de gaten en begon er een nieuwe enthousiaste stormloop. In het paleis aangekomen was de vreugde over het weerzien van de Prins even groot als daarbuiten.

Voorts bezocht (de datum kan ik mij niet meer herinneren) ook Hare Majesteit Koningin Wilhelmina de stad. Bij deze gelegenheid mocht ik met een twintigtal andere verzetsmensen op wel zeer ongedwongen wijze met Hare Majesteit op het paleis theedrinken.
In alle wijken en buurten volgden hierna spontane feesten, welke wekenlang aanhielden en die bij gelegenheden als de kapitulatie van het Duitse leger in Nederland en de bevrijding van Nederlands Indië door de kapitulatie van Japan nog eens dunnetjes werden overgedaan. Grotere en spontanere volksfeesten dan toen werden gevierd, heb ik nadien nooit meer beleefd.
Hiermee eindigt mijn verslag van de bevrijding, zoals ik die rond 27 oktober 1944 vanuit het stadhuis heb beleefd.